TY - BOOK
T1 - Onderzoek naar het habitatgebruik van bever (Castor fiber) in relatie tot schadebeheer
T2 - Verkenning van het ruimtegebruik voorafgaand aan mogelijke beheermaatregelen
AU - Huysentruyt, Frank
AU - Baert, Kristof
AU - Casaer, Jim
AU - Van Ballaert, Siege
AU - Vernaillen, Joris
AU - Van Der Beeck, Daniël
AU - Vercammen, Jan
PY - 2020
Y1 - 2020
N2 - De Europese bever neemt in Vlaanderen, nu de soort er in volle expansie is, ook schijnbaar minder geschiktehabitats in, vaak met bijhorende risico’s op graafschade aan waterkerende dijken. Hierbij rijst de vraag hoegroot deze risico’s zijn en in welke mate ze beheersbaar kunnen worden gemaakt. De Vlaamse Waterweg nvvroeg daarom aan het INBO om langs een stuk van de Dijle en de Demer in Vlaams-Brabant de aanwezigheidvan bevers en de manier waarop ze van dit gebied gebruik maken, in kaart te helpen brengen. Deze kennisis immers cruciaal voor een gebalanceerd schadebeheer waarbij maximaal ruimte kan worden gelaten voorde aanwezigheid van bever. Naast klassieke inventarisatiemethodes bleek onderzoek via VHF-telemetrieeen geschikte, maar arbeidsintensieve, aanvulling.In totaal konden 22 bevers van een zender worden voorzien, waarvan er 14 voldoende gegevens opleverdenvoor gedetailleerde analyse. De resultaten toonden weinig tot geen territoriumoverlap zodat hetaantal vastgestelde territoria gelijk was aan het aantal aanwezige families. Op de Dijle tussen Werchter enMuizen, over een lengte van ongeveer 15 km, werden duidelijk drie verschillende territoria geïdentificeerd,elk met 5 – 6 km bezette rivierlengte. Hoewel het dus duidelijk is dat er binnen deze zone drie familiesaanwezig zijn, is het aantal aanwezige bevers moeilijker in te schatten en fluctueert dit doorheen het jaarwaarschijnlijk tussen de 12 en 20 individuen. Door zeldzame intrusies van bevers uit naburige territoriaen dispersie van jonge bevers uit meer stroomopwaarts gelegen territoria kan dit aantal wel tijdelijk sterkoplopen, maar dit effect is van korte duur.We stelden vast dat, waar mogelijk, de bevers hun burchten aanlegden in bereikbare, dichtbij de riviergelegen, afgekoppelde meanders en dat ze daar ook een aanzienlijk deel van hun tijd spendeerden. Ditimpliceert dat het behoud van deze meanders, het toegankelijk maken ervan of het verbeteren van hunkwaliteit als beverhabitat goede beheermaatregelen kunnen zijn. Omdat we voor zowel territoria metcontinu bereikbare meanders, territoria met tijdelijk droogvallende meanders, als territoria zonder bereikbaremeanders, ongeveer een gelijke rivierlengte vaststelden lijkt de biologische draagkracht van het hieronderzochte systeem vrij constant te zijn en de hoeveelheid voedsel en leefgebied dus overal voldoendegewaarborgd.Hoewel aanpalende meanders dus een zeer belangrijk onderdeel van het beverhabitat kunnen uitmakenzijn ze geen ultieme voorwaarde voor de aanwezigheid van bevers. Wel zullen bevers die toegang hebbentot meanders met voldoende water, weinig verstoring en voldoende schuil- en voedselmogelijkheden, daarhun burcht aanleggen en er grote delen van hun tijd spenderen. Dit zorgt in die zones voor een sterkedaling van de kans op holen en uitgegraven rustplaatsen in de dijken van de hoofdwaterlopen. Doorhet sterk territoriale gedrag waarborgt de aanwezigheid van een beverfamilie verder het uitblijven vanbijkomende vestiging van andere beverfamilies op de hoofdwaterloop in een brede zone. In functie vande draagkracht en van eventuele dijkschade zijn er daarom sterke aanwijzingen dat systemen met meerschuilmogelijkheden in de vorm van bereikbare aanpalende meanders minder risico op schade vertonen.
AB - De Europese bever neemt in Vlaanderen, nu de soort er in volle expansie is, ook schijnbaar minder geschiktehabitats in, vaak met bijhorende risico’s op graafschade aan waterkerende dijken. Hierbij rijst de vraag hoegroot deze risico’s zijn en in welke mate ze beheersbaar kunnen worden gemaakt. De Vlaamse Waterweg nvvroeg daarom aan het INBO om langs een stuk van de Dijle en de Demer in Vlaams-Brabant de aanwezigheidvan bevers en de manier waarop ze van dit gebied gebruik maken, in kaart te helpen brengen. Deze kennisis immers cruciaal voor een gebalanceerd schadebeheer waarbij maximaal ruimte kan worden gelaten voorde aanwezigheid van bever. Naast klassieke inventarisatiemethodes bleek onderzoek via VHF-telemetrieeen geschikte, maar arbeidsintensieve, aanvulling.In totaal konden 22 bevers van een zender worden voorzien, waarvan er 14 voldoende gegevens opleverdenvoor gedetailleerde analyse. De resultaten toonden weinig tot geen territoriumoverlap zodat hetaantal vastgestelde territoria gelijk was aan het aantal aanwezige families. Op de Dijle tussen Werchter enMuizen, over een lengte van ongeveer 15 km, werden duidelijk drie verschillende territoria geïdentificeerd,elk met 5 – 6 km bezette rivierlengte. Hoewel het dus duidelijk is dat er binnen deze zone drie familiesaanwezig zijn, is het aantal aanwezige bevers moeilijker in te schatten en fluctueert dit doorheen het jaarwaarschijnlijk tussen de 12 en 20 individuen. Door zeldzame intrusies van bevers uit naburige territoriaen dispersie van jonge bevers uit meer stroomopwaarts gelegen territoria kan dit aantal wel tijdelijk sterkoplopen, maar dit effect is van korte duur.We stelden vast dat, waar mogelijk, de bevers hun burchten aanlegden in bereikbare, dichtbij de riviergelegen, afgekoppelde meanders en dat ze daar ook een aanzienlijk deel van hun tijd spendeerden. Ditimpliceert dat het behoud van deze meanders, het toegankelijk maken ervan of het verbeteren van hunkwaliteit als beverhabitat goede beheermaatregelen kunnen zijn. Omdat we voor zowel territoria metcontinu bereikbare meanders, territoria met tijdelijk droogvallende meanders, als territoria zonder bereikbaremeanders, ongeveer een gelijke rivierlengte vaststelden lijkt de biologische draagkracht van het hieronderzochte systeem vrij constant te zijn en de hoeveelheid voedsel en leefgebied dus overal voldoendegewaarborgd.Hoewel aanpalende meanders dus een zeer belangrijk onderdeel van het beverhabitat kunnen uitmakenzijn ze geen ultieme voorwaarde voor de aanwezigheid van bevers. Wel zullen bevers die toegang hebbentot meanders met voldoende water, weinig verstoring en voldoende schuil- en voedselmogelijkheden, daarhun burcht aanleggen en er grote delen van hun tijd spenderen. Dit zorgt in die zones voor een sterkedaling van de kans op holen en uitgegraven rustplaatsen in de dijken van de hoofdwaterlopen. Doorhet sterk territoriale gedrag waarborgt de aanwezigheid van een beverfamilie verder het uitblijven vanbijkomende vestiging van andere beverfamilies op de hoofdwaterloop in een brede zone. In functie vande draagkracht en van eventuele dijkschade zijn er daarom sterke aanwijzingen dat systemen met meerschuilmogelijkheden in de vorm van bereikbare aanpalende meanders minder risico op schade vertonen.
UR - https://inbo.github.io/fis-reports/Reports/Beaver%20telemetry/index.html
U2 - 10.21436/inbor.18039745
DO - 10.21436/inbor.18039745
M3 - Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
T3 - Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
BT - Onderzoek naar het habitatgebruik van bever (Castor fiber) in relatie tot schadebeheer
PB - Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
ER -