Abstract
Om de toegankelijkheid naar de Antwerpse haven te garanderen worden quasi continu onderhoudsbaggerwerken uitgevoerd. Om een nieuwe vergunningsaanvraag voor te bereiden, wordt in het kader van de Agenda voor de Toekomst onderzocht hoe de stortstrategie in de Beneden-Zeeschelde in de toekomst kan geoptimaliseerd worden, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen zoals o.a. gewijzigde zandwinstrategie, de aanleg van de Oosterweeltunnel en het risico voor een regime shift naar een hypertroebel systeem en de ecologische gevolgen daarvan. Dit rapport is één van 8 studierapporten binnen de studie ‘Sedimentstrategie Beneden-Zeeschelde’ dat in het kader van de Agenda voor de Toekomst uitgevoerd is in samenwerking met het Waterbouwkundig laboratorium en de Universiteit Antwerpen-ECOBE.
Het voorliggend rapport beschrijft de resultaten van de ecologische doorvertaling van een reeks spreidingscenario’s inzake het terugstorten van zanderige specie. In beperkte mate wordt ook ingegaan op de te verwachten sedimentatie op slikken en schorren na slibstorten in de Ketelputten. Er werden scenario’s onderzocht met terugstorten in diepe putten in de vaargeul en met terugstorten in de nevengeul.
De inschatting van de ecologische impact van het terugstorten van zanderige specie gebeurt op 2 manieren. De eerste aanpak is een kwantitatieve inschatting van de effecten op ecotooparealen in het watergebied op basis van veranderingen in waterdiepte en waterdynamiek. Deze kwantitatieve inschatting vertaalt zich in een kwalitatieve verandering door een gewijzigde kans op het voorkomen van macrobenthos. Ten tweede is er een kwalitatieve ecologische inschatting van de effecten op de geomorfologische toestand van slikken en schorren, op de toestand van slik- en schorecotopen en op de aanwezigheid van watervogels.
Op basis van de hydrodynamische analyse is ervoor geopteerd stortmogelijkheden in de diepe delen Oosterweel, Royerssluis en Rede van Antwerpen niet verder te onderzoeken omwille de beperkte bergingscapaciteit en het bijbehorende risico voor de scheepvaart.
De onderzochte stortlocaties in diepe delen van de vaargeul Ketelputten en Putten van Kallo vertonen een verschillende potentiele impact. Uitgaande van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van ecologisch waardevol laagdynamisch areaal voor benthos, ecotopen en vogels, is de impact van het storten van zand in de Ketelputten niet te verwaarlozen wanneer netto gezien meer dan 0,5 Mm³ gestort wordt. Wijzigingen (herverdeling over de breedte) in stroompatronen zorgen ervoor dat ecologisch waardevol laagdynamisch areaal kan verdwijnen. Dit risico situeert zich met name in het opwaartse deel van de stortzone ‘Ketelputten’. Bij het storten van zand in de Putten van Kallo is het verlies op ecologisch waardevol areaal ondiep en matig diep subtidaal zeer beperkt. Wanneer netto gezien 1 Mm³ specie gestort wordt, is het effect te verwaarlozen. Watervogels in de invloedzone van het opwaartse deel van de Putten van Kallo zouden een effect kunnen ondervinden vooral in de ebgedomineerde binnenbocht stroomopwaarts fort Filip. Het areaal laagdynamisch ondiep en matig diep subtidaal zou in deze zone zelfs toenemen wat juist een positief effect heeft.
In de nevengeulen Appelzak en Schaar van Ouden Doel is de stabiliteit van de gestorte specie aanzienlijk groter dan in de diepe putten van de vaargeul. Daarnaast kunnen de stortingen, in combinatie met het vloedgedomineerd sedimenttransport in deze geulen, ervoor zorgen dat de ondiepere delen van de nevengeul (dichter bij de strekdam en leidam) verder verondiepen. Het effect van stortingen in nevengeulen (netto 1 Mm³ zand extra in de nevengeul) zou kunnen leiden tot een aanzienlijke toename in ecologisch waardevol laagdynamisch areaal, echter mogelijks ten koste van de nevengeul en bergingscapaciteit op korte tijd. De invloedzone van de Schaar van Ouden Doel kent een groot oppervlak aan onverharde slikken en herbergt ook veel benthivore en omnivore watervogels. Vermindering van de huidige verstoring op deze stortlocatie door gedeeltelijk ook op andere locaties te storten kan een ecologische winst betekenen, mits ook de zandwinning kan verminderen of stopgezet worden.
Besluit
Naast verminderd terugstorten van zandige specie op de huidige stortlocatie Schaar van Ouden Doel (mits verminderen of stopzetten zandwinning), wordt het terugstorten van zandige specie ter hoogte van de Putten van Kallo als potentieel positief geïdentificeerd voor macrobenthos en watervogels. De overige onderzochte locaties lijken minder potentie te hebben daar de effecten op ecotopen mogelijks negatief zijn, of de toegankelijkheid in het gedrang komt. Naar de toekomst verdient het de aanbeveling om de stortstrategie verder te optimaliseren uitgaande van het standpunt ‘behoud van sediment in het estuarium’. Hierbij kan er aan gedacht worden om de zandige specie grensoverschrijdend terug te storten.
Ivm storten van slib op de Ketelputten lijkt de verwachte toename van sedimentatiesnelheid op de slikken en schorren binnen de bestaande schommelingen te liggen van sedimentatie/erosiesnelheden in de omliggende gebieden (o.a. Ketenisse). Tevens zijn de slikken nabij de Ketelputten reeds zeer slibrijk met aangepast pionierend benthos en iets minder benthische en omnivore watervogels dan nabij de zuidelijke put van Kallo. De effecten van slibstorten in de Ketelputten lijken voor habitat en het benthisch systeem niet zeer beperkend te zijn. Aangezien de impact van het stortscenario ‘huidig en dichtbij opwaarts’ (S428), met gedeeltelijke slibstorting bij vloed in de Ketelputten, ook op basis van de pelagisch ecologische modellering binnen de 1% marge zit, lijkt dat slibstortscenario haalbaar zonder een belangrijke ecologische impact.
Het voorliggend rapport beschrijft de resultaten van de ecologische doorvertaling van een reeks spreidingscenario’s inzake het terugstorten van zanderige specie. In beperkte mate wordt ook ingegaan op de te verwachten sedimentatie op slikken en schorren na slibstorten in de Ketelputten. Er werden scenario’s onderzocht met terugstorten in diepe putten in de vaargeul en met terugstorten in de nevengeul.
De inschatting van de ecologische impact van het terugstorten van zanderige specie gebeurt op 2 manieren. De eerste aanpak is een kwantitatieve inschatting van de effecten op ecotooparealen in het watergebied op basis van veranderingen in waterdiepte en waterdynamiek. Deze kwantitatieve inschatting vertaalt zich in een kwalitatieve verandering door een gewijzigde kans op het voorkomen van macrobenthos. Ten tweede is er een kwalitatieve ecologische inschatting van de effecten op de geomorfologische toestand van slikken en schorren, op de toestand van slik- en schorecotopen en op de aanwezigheid van watervogels.
Op basis van de hydrodynamische analyse is ervoor geopteerd stortmogelijkheden in de diepe delen Oosterweel, Royerssluis en Rede van Antwerpen niet verder te onderzoeken omwille de beperkte bergingscapaciteit en het bijbehorende risico voor de scheepvaart.
De onderzochte stortlocaties in diepe delen van de vaargeul Ketelputten en Putten van Kallo vertonen een verschillende potentiele impact. Uitgaande van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van ecologisch waardevol laagdynamisch areaal voor benthos, ecotopen en vogels, is de impact van het storten van zand in de Ketelputten niet te verwaarlozen wanneer netto gezien meer dan 0,5 Mm³ gestort wordt. Wijzigingen (herverdeling over de breedte) in stroompatronen zorgen ervoor dat ecologisch waardevol laagdynamisch areaal kan verdwijnen. Dit risico situeert zich met name in het opwaartse deel van de stortzone ‘Ketelputten’. Bij het storten van zand in de Putten van Kallo is het verlies op ecologisch waardevol areaal ondiep en matig diep subtidaal zeer beperkt. Wanneer netto gezien 1 Mm³ specie gestort wordt, is het effect te verwaarlozen. Watervogels in de invloedzone van het opwaartse deel van de Putten van Kallo zouden een effect kunnen ondervinden vooral in de ebgedomineerde binnenbocht stroomopwaarts fort Filip. Het areaal laagdynamisch ondiep en matig diep subtidaal zou in deze zone zelfs toenemen wat juist een positief effect heeft.
In de nevengeulen Appelzak en Schaar van Ouden Doel is de stabiliteit van de gestorte specie aanzienlijk groter dan in de diepe putten van de vaargeul. Daarnaast kunnen de stortingen, in combinatie met het vloedgedomineerd sedimenttransport in deze geulen, ervoor zorgen dat de ondiepere delen van de nevengeul (dichter bij de strekdam en leidam) verder verondiepen. Het effect van stortingen in nevengeulen (netto 1 Mm³ zand extra in de nevengeul) zou kunnen leiden tot een aanzienlijke toename in ecologisch waardevol laagdynamisch areaal, echter mogelijks ten koste van de nevengeul en bergingscapaciteit op korte tijd. De invloedzone van de Schaar van Ouden Doel kent een groot oppervlak aan onverharde slikken en herbergt ook veel benthivore en omnivore watervogels. Vermindering van de huidige verstoring op deze stortlocatie door gedeeltelijk ook op andere locaties te storten kan een ecologische winst betekenen, mits ook de zandwinning kan verminderen of stopgezet worden.
Besluit
Naast verminderd terugstorten van zandige specie op de huidige stortlocatie Schaar van Ouden Doel (mits verminderen of stopzetten zandwinning), wordt het terugstorten van zandige specie ter hoogte van de Putten van Kallo als potentieel positief geïdentificeerd voor macrobenthos en watervogels. De overige onderzochte locaties lijken minder potentie te hebben daar de effecten op ecotopen mogelijks negatief zijn, of de toegankelijkheid in het gedrang komt. Naar de toekomst verdient het de aanbeveling om de stortstrategie verder te optimaliseren uitgaande van het standpunt ‘behoud van sediment in het estuarium’. Hierbij kan er aan gedacht worden om de zandige specie grensoverschrijdend terug te storten.
Ivm storten van slib op de Ketelputten lijkt de verwachte toename van sedimentatiesnelheid op de slikken en schorren binnen de bestaande schommelingen te liggen van sedimentatie/erosiesnelheden in de omliggende gebieden (o.a. Ketenisse). Tevens zijn de slikken nabij de Ketelputten reeds zeer slibrijk met aangepast pionierend benthos en iets minder benthische en omnivore watervogels dan nabij de zuidelijke put van Kallo. De effecten van slibstorten in de Ketelputten lijken voor habitat en het benthisch systeem niet zeer beperkend te zijn. Aangezien de impact van het stortscenario ‘huidig en dichtbij opwaarts’ (S428), met gedeeltelijke slibstorting bij vloed in de Ketelputten, ook op basis van de pelagisch ecologische modellering binnen de 1% marge zit, lijkt dat slibstortscenario haalbaar zonder een belangrijke ecologische impact.
Original language | Dutch |
---|
Publisher | Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek |
---|---|
Number of pages | 61 |
Publication status | Published - 1-Feb-2016 |
Publication series
Name | Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek |
---|---|
No. | INBO.R.2016.11460161 |
Thematic list
- Surface water
- Schelde
Policy
- policy support (inc. instruments)
Geographic list
- Scheldt
Technological
- modelling