Abstract
Het bosareaal in Vlaanderen en vele gelijkaardige laaglanden heeft sterke verschuivingen gekend in landgebruik in de vorige eeuwen. Vooral op vruchtbare leem en zandleemgronden, heeft het bosareaal een redelijk onafgebroken daling gekend. Pas in de laatste decennia, wordt landbouwgrond bebost voor biodiversiteitsbehoud en andere doelstellingen.
Deze beboste landbouwgronden hebben echter sterk veranderde bodemkenmerken, in het bijzonder sterk verhoogde fosfor (P) concentraties. De verhoogde P concentraties veroorzaken een sterke toename van de groei van competitieve soorten, zoals Grote brandnetel. Terwijl, stresstolerante soorten zoals vele bosplanten slechts beperkte toename in groei vertonen.
Veel bosplanten, zogenaamde oudbosplanten, zijn voornamelijk te vinden in gebieden met een lang en continu landgebruik als bos, dit door hun beperkte kolonisatiecapaciteit van recente bebossingen. Het betreft een groot aantal soorten en bijgevolg zijn ze belangrijk voor de functionele en taxonomische biodiversiteit in de kruidlaag van bossen. De kolonisatie van oudbosplanten in landbouwbebossingen kan dus beschouwd worden als een knelpunt voor het herstel van boshabitats.
In deze thesis wordt het boomsoorteneffect op de kolonisatie van oudbosplanten bestudeerd in landbouwbebossingen. Het is bekend dat boomsoorten een sterke invloed hebben op de kenmerken van de bodem, lichtdoorval en oeverbegroeiing. Als hypothese wordt gesteld dat een diepere schaduw competitieve soorten kan onderdrukken en de kolonisatie van oudbosplanten kan vergemakkelijken, terwijl verzurende boomsoorten de vestiging en overleven van vele oudbosplanten sterk zal beperken.
De thesis omvat een observationele studie van de vegetatie en vier verschillende experimenten over het boomsoorteneffect op oudbosplanten. De vegetatie studie toont een divergerende vegetatie-ontwikkeling aan in een chronosequentie van twee contrasterende boomsoorten, namelijk populier en eik. Dit wordt verklaard door de snelle bodemverzuring onder eik in vergelijking met de bijna neutrale pH onder populier. Er werden geen verschillen gevonden in de bedekking met bosplanten, onder eik stonden voornamelijk zuur tolerante bosplanten terwijl onder populier meer zuur intolerante bosplanten stonden. In het eerste experiment werden zes oudbosplanten geïntroduceerd in een proefaanplant met acht verschillende boomsoorten. De overleving van de geïntroduceerde planten werd beperkt bij de bodem verzurende boomsoorten. Terwijl de groei van deze oudbosplanten hoger was onder boomsoorten met lage lichtbeschikbaarheid. Tijdelijke gaten in het kronendak bevorderden de vestiging van oudbosplanten. In een zaai experiment was de kieming en vestiging van zowel zuur tolerante als intolerante oudbosplanten hoger onder boomsoorten met een hogere bodem pH. Maar ook de competitieve soorten kiemden meer talrijk uit de zaadbank bij hogere bodem pH. Een ander zaai experiment toonde aan dat de vestiging onafhankelijk is van vroeg en laat uitlopende struiksoorten. Vier van de zeven soorten vertoonden echter wel een hogere vestiging in beschaduwde dan onbeschaduwde proefvlakken. In een laatste experiment werd de bodemverzuring veroorzaakt door verschillende bomsoorten, gelinkt met dalende plantenconcentraties van calcium en fosfor en stijgende magnesium en aluminium scheut/wortel concentratieverhoudingen, wellicht verklaard door aluminium antagonisme. Een potentiele interactie tussen licht beschikbaarheid en bodemverzuring werd niet gevonden in de verschillende experimenten.
De resultaten leiden tot de conclusie dat boomsoorten inderdaad belangrijke stuurvariabelen zijn voor de kruidlaagontwikkeling in beboste landbouwgronden. Dit boomsoorteneffect kan worden verklaard door het effect op de bodem verzuring en beschikbaarheid licht. Donkere bestanden onderdrukken de competitoren en vergemakkelijken de kolonisatie van vele oudbosplanten. Tijdelijke gaten in het kronendak lijken de vestiging van oudbosplanten niettemin te stimuleren. Het is echter belangrijk dat deze gaten snel genoeg dichtgroeien om de vestiging van competitoren te verhinderen. Zuurintolerante oudbosplanten zijn sterk beperkt tot matig verzurende boomsoorten.
In de conclusies wordt een eenvoudig schema voorgesteld om boomsoorteneffect te evalueren op basis van de lichtdoorval en bodem zuurtegraad. Er wordt geconcludeerd dat de zuurtegraad van de bovenste bodemlaag best duidelijk boven pH-H2O 4.2 wordt gehouden en de lichtdoorval onder de 8% van het vrije veld voor het optimaal herstel van oudbosplanten.
Deze beboste landbouwgronden hebben echter sterk veranderde bodemkenmerken, in het bijzonder sterk verhoogde fosfor (P) concentraties. De verhoogde P concentraties veroorzaken een sterke toename van de groei van competitieve soorten, zoals Grote brandnetel. Terwijl, stresstolerante soorten zoals vele bosplanten slechts beperkte toename in groei vertonen.
Veel bosplanten, zogenaamde oudbosplanten, zijn voornamelijk te vinden in gebieden met een lang en continu landgebruik als bos, dit door hun beperkte kolonisatiecapaciteit van recente bebossingen. Het betreft een groot aantal soorten en bijgevolg zijn ze belangrijk voor de functionele en taxonomische biodiversiteit in de kruidlaag van bossen. De kolonisatie van oudbosplanten in landbouwbebossingen kan dus beschouwd worden als een knelpunt voor het herstel van boshabitats.
In deze thesis wordt het boomsoorteneffect op de kolonisatie van oudbosplanten bestudeerd in landbouwbebossingen. Het is bekend dat boomsoorten een sterke invloed hebben op de kenmerken van de bodem, lichtdoorval en oeverbegroeiing. Als hypothese wordt gesteld dat een diepere schaduw competitieve soorten kan onderdrukken en de kolonisatie van oudbosplanten kan vergemakkelijken, terwijl verzurende boomsoorten de vestiging en overleven van vele oudbosplanten sterk zal beperken.
De thesis omvat een observationele studie van de vegetatie en vier verschillende experimenten over het boomsoorteneffect op oudbosplanten. De vegetatie studie toont een divergerende vegetatie-ontwikkeling aan in een chronosequentie van twee contrasterende boomsoorten, namelijk populier en eik. Dit wordt verklaard door de snelle bodemverzuring onder eik in vergelijking met de bijna neutrale pH onder populier. Er werden geen verschillen gevonden in de bedekking met bosplanten, onder eik stonden voornamelijk zuur tolerante bosplanten terwijl onder populier meer zuur intolerante bosplanten stonden. In het eerste experiment werden zes oudbosplanten geïntroduceerd in een proefaanplant met acht verschillende boomsoorten. De overleving van de geïntroduceerde planten werd beperkt bij de bodem verzurende boomsoorten. Terwijl de groei van deze oudbosplanten hoger was onder boomsoorten met lage lichtbeschikbaarheid. Tijdelijke gaten in het kronendak bevorderden de vestiging van oudbosplanten. In een zaai experiment was de kieming en vestiging van zowel zuur tolerante als intolerante oudbosplanten hoger onder boomsoorten met een hogere bodem pH. Maar ook de competitieve soorten kiemden meer talrijk uit de zaadbank bij hogere bodem pH. Een ander zaai experiment toonde aan dat de vestiging onafhankelijk is van vroeg en laat uitlopende struiksoorten. Vier van de zeven soorten vertoonden echter wel een hogere vestiging in beschaduwde dan onbeschaduwde proefvlakken. In een laatste experiment werd de bodemverzuring veroorzaakt door verschillende bomsoorten, gelinkt met dalende plantenconcentraties van calcium en fosfor en stijgende magnesium en aluminium scheut/wortel concentratieverhoudingen, wellicht verklaard door aluminium antagonisme. Een potentiele interactie tussen licht beschikbaarheid en bodemverzuring werd niet gevonden in de verschillende experimenten.
De resultaten leiden tot de conclusie dat boomsoorten inderdaad belangrijke stuurvariabelen zijn voor de kruidlaagontwikkeling in beboste landbouwgronden. Dit boomsoorteneffect kan worden verklaard door het effect op de bodem verzuring en beschikbaarheid licht. Donkere bestanden onderdrukken de competitoren en vergemakkelijken de kolonisatie van vele oudbosplanten. Tijdelijke gaten in het kronendak lijken de vestiging van oudbosplanten niettemin te stimuleren. Het is echter belangrijk dat deze gaten snel genoeg dichtgroeien om de vestiging van competitoren te verhinderen. Zuurintolerante oudbosplanten zijn sterk beperkt tot matig verzurende boomsoorten.
In de conclusies wordt een eenvoudig schema voorgesteld om boomsoorteneffect te evalueren op basis van de lichtdoorval en bodem zuurtegraad. Er wordt geconcludeerd dat de zuurtegraad van de bovenste bodemlaag best duidelijk boven pH-H2O 4.2 wordt gehouden en de lichtdoorval onder de 8% van het vrije veld voor het optimaal herstel van oudbosplanten.
Translated title of the contribution | Boomsoorteneffect op de ontwikkeling van de kruidlaag op beboste landbouwgronden |
---|---|
Original language | English |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-90-5989-676-5 |
Publication status | Published - 10-Jan-2014 |
Taxonomic list
- plants (Plantae)
Geographic list
- Flanders
- Leemstreek