Monitoring van kustbroedvogels in de SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’ en de westelijke voorhaven van Zeebrugge tijdens het broedseizoen 2013

    Onderzoeksoutput: Boek/rapportRapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

    1990 Downloads (Pure)

    Uittreksel

    In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de aantalsveranderingen van de broedvogels in de SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’ en de aangrenzende westelijke voorhaven van Zeebrugge tot en met 2013. Er wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van het broed- en foerageergebied en er wordt een aantal adviezen gegeven ten aanzien van het beheer van de kolonies.
    De sternen- en kokmeeuwenpopulaties te Zeebrugge-Heist zijn na 2008 sterk in aantal achteruitgegaan en het broedsucces was jarenlang ruim onvoldoende om de populaties van de
    verschillende soorten in stand te houden. In het verleden haalden alle drie de sternensoorten geregeld ruim de 1%-norm, maar in 2013 wist alleen de Visdief dit niveau nog maar net te halen. Vooral problemen met landroofdieren zijn daar debet aan, terwijl het voedselaanbod ruim voldoende lijkt te zijn geweest.
    Ook een aantal schaarse broedvogels is de voorbije jaren, zij het om uiteenlopende redenen, sterk achteruitgegaan in de haven van Zeebrugge. Kuifleeuwerik en Geelpootmeeuw kwamen in 2013, evenals in de jaren daarvoor niet meer tot broeden en het aantal Tapuiten is gereduceerd tot slechts 1 broedpaar. Ook het aantal Zwartkopmeeuwen is al een aantal jaar zeer beperkt en
    van Strandplevier broeden er nog slechts 4 koppels. Scholekster en Stormmeeuw houden stand, maar op een lager niveau dan voorheen. Alleen het aantal Bontbekplevieren blijft al lange tijd
    redelijk stabiel met aantallen die schommelen rond de 8 broedparen.
    De populaties van Zilver- en Kleine Mantelmeeuw zijn in 2013 eveneens sterk in aantal achteruitgegaan. De Kleine Mantelmeeuw overschrijdt sinds 2001 de 1% norm (in 2004 broedde zelfs 2,6% van de totale biogeografische populatie in Zeebrugge) en ook in 2013 werd die norm nog ruim gehaald (1,8%). De Zilvermeeuw overschrijdt sinds 2009 de 1%-norm (maximaal 1,2% in 2010), maar in 2013 was het populatieaandeel van deze soort gezakt tot
    0,8%. Voor de afname van het aantal grote meeuwen zijn een aantal factoren aan te wijzen: de aanwezigheid predatoren, een sterk afgenomen oppervlakte aan geschikt broedgebied en een
    afnemende geschiktheid van de broedterreinen.
    Oorspronkelijke taalNederlands
    Aantal pagina’s40
    PublicatiestatusGepubliceerd - 2014

    Publicatie series

    NaamRapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
    Nr.INBO.R.2014.5069870

    Thematische lijst

    • Natura 2000 en instandhoudingsdoelen
    • Zee- en kustvogels

    Dit citeren