Uittreksel
De Europese Habitatrichtlijn beoogt de instandhouding van bedreigde natuurlijke leefmilieus en wilde flora en fauna. In Vlaanderen komen 45 habitattypen voor die in Bijlage I van de Habitatrichtlijn vermeld worden. Eén daarvan is het habitattype 3260, de ‘submontane en laagland rivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion’. Dit type wordt gekenmerkt door typische soorten als waterranonkels, specifieke sterrenkroosvegetaties en/of bijzondere fonteinkruiden.
Om aan de rapporteringsverplichting van de habitatrichtlijn te voldoen, moeten o.m. de verspreiding en de trend van het habitat bepaald worden. Bij het opstellen van de verspreidingskaarten van de overige habitattypen in Vlaanderen, wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de Biologische Waarderingskaart (BWK). Aangezien in de BWK geen waterlopen worden geïnventariseerd, is voor het opstellen van de habitatkaart voor het type 3260 een andere werkwijze nodig.
Om de actuele verspreiding van het habitat vast te leggen, is in 2006 en 2007 veldwerk verricht, voornamelijk toegespitst op locaties met waarnemingen van typische soorten in het recente verleden (1988-1994). Anderzijds zijn aan de hand van literatuurgegevens (periode 1999-2005) locaties met typisch soorten opgenomen in de habitatkaart van 3260; enkele locaties daarvan werden in het veld gecontroleerd. Uit de resultaten blijkt dat dit habitattype zeldzaam is. Het voornaamste verspreidingsgebied situeert zich in de Kempen, de Grensmaas en in Voeren.
Er zijn verspreidingsgegevens van typische soorten beschikbaar voor drie periodes: 1988-1994, 1999-2005 en 2006-2007, waardoor het mogelijk is om de trend te bepalen voor het aantal locaties waar het habitat aanwezig is. Uitsluitend locaties die minstens tijdens twee perioden werden bemonsterd zijn weerhouden in de analyse. Voor elke vergelijking tussen verschillende perioden blijkt een sterke afname in de verspreiding van het habitat. De verandering in het aantal habitatwaardige locaties van jaar tot jaar wijst mogelijk zelfs op een sterkere afname gedurende de laatste jaren. Mogelijke oorzaken voor de achteruitgang van dit habitat zijn: de lokale achteruitgang van de waterkwaliteit (vnl. vermesting), het verwijderen van watervegetaties, de uitbreiding van invasieve soorten. Wanneer rekening wordt gehouden met het onderscheid tussen overleving en kolonisatie, blijkt een deel van het lokale verlies gecompenseerd te worden door nieuwe vestiging, wat wijst op het dynamische karakter van het habitat.
Niet enkel de verspreiding en de trend van het habitat maken deel uit van de beoordelingscriteria voor de Europese rapportering, ook de kwaliteit van het habitat dient op zijn minst voldoende te zijn. Uit de Natura 2000-rapportering voor het Atlantische deel van België (in 2007) blijkt dat de kwaliteitsnorm voor dit habitattype niet gehaald wordt. De nood voor de verbetering van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt erkend door de Europese Kaderrichtlijn Water. De doelstelling om een ‘goede kwaliteit’ van het oppervlaktewater tegen 2015 te bereiken zal impliciet aan de goede staat van instandhouding voor dit habitat tegemoet dienen te komen.
Om aan de rapporteringsverplichting van de habitatrichtlijn te voldoen, moeten o.m. de verspreiding en de trend van het habitat bepaald worden. Bij het opstellen van de verspreidingskaarten van de overige habitattypen in Vlaanderen, wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de Biologische Waarderingskaart (BWK). Aangezien in de BWK geen waterlopen worden geïnventariseerd, is voor het opstellen van de habitatkaart voor het type 3260 een andere werkwijze nodig.
Om de actuele verspreiding van het habitat vast te leggen, is in 2006 en 2007 veldwerk verricht, voornamelijk toegespitst op locaties met waarnemingen van typische soorten in het recente verleden (1988-1994). Anderzijds zijn aan de hand van literatuurgegevens (periode 1999-2005) locaties met typisch soorten opgenomen in de habitatkaart van 3260; enkele locaties daarvan werden in het veld gecontroleerd. Uit de resultaten blijkt dat dit habitattype zeldzaam is. Het voornaamste verspreidingsgebied situeert zich in de Kempen, de Grensmaas en in Voeren.
Er zijn verspreidingsgegevens van typische soorten beschikbaar voor drie periodes: 1988-1994, 1999-2005 en 2006-2007, waardoor het mogelijk is om de trend te bepalen voor het aantal locaties waar het habitat aanwezig is. Uitsluitend locaties die minstens tijdens twee perioden werden bemonsterd zijn weerhouden in de analyse. Voor elke vergelijking tussen verschillende perioden blijkt een sterke afname in de verspreiding van het habitat. De verandering in het aantal habitatwaardige locaties van jaar tot jaar wijst mogelijk zelfs op een sterkere afname gedurende de laatste jaren. Mogelijke oorzaken voor de achteruitgang van dit habitat zijn: de lokale achteruitgang van de waterkwaliteit (vnl. vermesting), het verwijderen van watervegetaties, de uitbreiding van invasieve soorten. Wanneer rekening wordt gehouden met het onderscheid tussen overleving en kolonisatie, blijkt een deel van het lokale verlies gecompenseerd te worden door nieuwe vestiging, wat wijst op het dynamische karakter van het habitat.
Niet enkel de verspreiding en de trend van het habitat maken deel uit van de beoordelingscriteria voor de Europese rapportering, ook de kwaliteit van het habitat dient op zijn minst voldoende te zijn. Uit de Natura 2000-rapportering voor het Atlantische deel van België (in 2007) blijkt dat de kwaliteitsnorm voor dit habitattype niet gehaald wordt. De nood voor de verbetering van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt erkend door de Europese Kaderrichtlijn Water. De doelstelling om een ‘goede kwaliteit’ van het oppervlaktewater tegen 2015 te bereiken zal impliciet aan de goede staat van instandhouding voor dit habitat tegemoet dienen te komen.
Oorspronkelijke taal | Nederlands |
---|---|
Publicatiestatus | Gepubliceerd - 2008 |
Taxonomische lijst
- macrofyten
Beleidsmatig
- Habitatrichtlijn (HRL)
Geografische lijst
- Vlaanderen